Informatie over het woord pijl (Nederlands → Esperanto: sago)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈpɛi̯l/
Afbrekingpijl
Geslachtmanlijk
Meervoudpijlen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
pijltjepijltjes

Voorbeelden van gebruik

De voorste twee mannen vielen en nog voordat ze de grond raakten, volgden er nog twee pijlen.
Hier blazen ze hun vergiftige pijlen door.
Er stond een pijl bij.
Die pijl was misschien voor mij bestemd.
De pijl suisde weg door de bladeren zonder iets te raken.

Vertalingen

Catalaansfletxa; sageta
Deenspil
DuitsPfeil
Engelsarrow
Engels (Oudengels)onga; fla
Esperantosago
Faeröersørv; pílur
Fransflêche; flèche
Latijnarundo; calamus; sagitta
Papiamentsflecha
Portugeesflecha; seta
SaterfriesPiel
Schotsarrae
Spaansflecha; saeta
Srananpeyri
Swahilimshale
Tsjechischšíp; šipka
Turksok
Westerlauwers Friespylk
Zweedspil