Synoniemen: bevlekken, bevuilen, bezoedelen, verontreinigen, vuilmaken, besmeuren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /kɔntamiˈnerə(n)/ |
---|
Afbreking | con·ta·mi·ne·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) contamineer | (ik) contamineerde |
(jij) contamineert | (jij) contamineerde |
(hij) contamineert | (hij) contamineerde |
(wij) contamineren | (wij) contamineerden |
(jullie) contamineren | (jullie) contamineerden |
(gij) contamineert | (gij) contamineerdet |
(zij) contamineren | (zij) contamineerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) contaminere | (dat ik) contamineerde |
(dat jij) contaminere | (dat jij) contamineerde |
(dat hij) contaminere | (dat hij) contamineerde |
(dat wij) contamineren | (dat wij) contamineerden |
(dat jullie) contamineren | (dat jullie) contamineerden |
(dat gij) contamineret | (dat gij) contamineerdet |
(dat zij) contamineren | (dat zij) contamineerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
contamineer | contamineert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
contaminerend, contaminerende | (hebben) gecontamineerd |