Informatie over het woord joggen (Nederlands → Esperanto: ĝogi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdzjɔɡə(n)/
Afbrekingjog·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) jog(ik) jogde
(jij) jogt(jij) jogde
(hij) jogt(hij) jogde
(wij) joggen(wij) jogden
(jullie) joggen(jullie) jogden
(gij) jogt(gij) jogdet
(zij) joggen(zij) jogden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) jogge(dat ik) jogde
(dat jij) jogge(dat jij) jogde
(dat hij) jogge(dat hij) jogde
(dat wij) joggen(dat wij) jogden
(dat jullie) joggen(dat jullie) jogden
(dat gij) jogget(dat gij) jogdet
(dat zij) joggen(dat zij) jogden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
jogjogt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
joggend, joggende(hebben) gejogd

Vertalingen

Deensjogge
Engelsjog
Esperantoĝogi
Fransfaire du jogging