Informatie over het woord bereizen (Nederlands → Esperanto: travojaĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈrɛi̯zə(n)/
Afbrekingbe·rei·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bereis(ik) bereist
(jij) bereist(jij) bereist
(hij) bereist(hij) bereist
(wij) bereizen(wij) bereisten
(jullie) bereizen(jullie) bereisten
(gij) bereist(gij) bereist
(zij) bereizen(zij) bereisten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bereize(dat ik) bereiste
(dat jij) bereize(dat jij) bereiste
(dat hij) bereize(dat hij) bereiste
(dat wij) bereizen(dat wij) bereisten
(dat jullie) bereizen(dat jullie) bereisten
(dat gij) bereizet(dat gij) bereistet
(dat zij) bereizen(dat zij) bereisten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bereisbereist
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bereizend, bereizende(hebben) bereist

Voorbeelden van gebruik

Als ik u zou vragen naar de streken die ik van plan ben te bereizen, zou het u dan genoegen doen als ik u als dank een paar koperen stuivertjes zou aanbieden?
Dat was een prettige manier om de steppen van Tschai te bereizen!
Toen ik hem kende, woonde hij in Moskou, hoewel hij voor zijn werk de hele wereld moest bereizen.

Vertalingen

Afrikaansdeurreís
Engelstour
Esperantotravojaĝi
Franstraverser
Portugeesatravesar o país