Informatie over het woord lessen (Nederlands → Esperanto: satigi)

Synoniemen: bevredigen, verzaden, verzadigen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɛsə(n)/
Afbrekingles·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) les(ik) leste
(jij) lest(jij) leste
(hij) lest(hij) leste
(wij) lessen(wij) lesten
(jullie) lessen(jullie) lesten
(gij) lest(gij) lestet
(zij) lessen(zij) lesten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lesse(dat ik) leste
(dat jij) lesse(dat jij) leste
(dat hij) lesse(dat hij) leste
(dat wij) lessen(dat wij) lesten
(dat jullie) lessen(dat jullie) lesten
(dat gij) lesset(dat gij) lestet
(dat zij) lessen(dat zij) lesten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
leslest
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
lessend, lessende(hebben) gelest

Voorbeelden van gebruik

Toen zijn dorst eenmaal gelest was, viel hij gretig aan op het voedsel voor hem.
Maar dit is tenminste iets om de dorst te lessen.

Vertalingen

Engelssatisfy
Esperantosatigi