Informatie over het woord formatteren (Nederlands → Esperanto: prepari)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/fɔrmɑˈteːrə(n)/
Afbrekingfor·mat·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) formatteer(ik) formateerde
(jij) formatteert(jij) formateerde
(hij) formatteert(hij) formateerde
(wij) formatteren(wij) formatteerden
(jullie) formatteren(jullie) formatteerden
(gij) formatteert(gij) formatteerdet
(zij) formatteren(zij) formatteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) formattere(dat ik) formatteerde
(dat jij) formattere(dat jij) formatteerde
(dat hij) formattere(dat hij) formatteerde
(dat wij) formatteren(dat wij) formatteerden
(dat jullie) formatteren(dat jullie) formatteerden
(dat gij) formatteret(dat gij) formatteerdet
(dat zij) formatteren(dat zij) formatteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
formatteerformatteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
formatterend, formatterende(hebben) geformatteerd

Vertalingen

Engelsformat
Esperantoprepari; strukturi