Informatie over het woord ommuren (Nederlands → Esperanto: enmurigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔˈmyːrə(n)/
Afbrekingom·mu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ommuur(ik) ommuurde
(jij) ommuurt(jij) ommuurde
(hij) ommuurt(hij) ommuurde
(wij) ommuren(wij) ommuurden
(jullie) ommuren(jullie) ommuurden
(gij) ommuurt(gij) ommuurdet
(zij) ommuren(zij) ommuurden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ommure(dat ik) ommuurde
(dat jij) ommure(dat jij) ommuurde
(dat hij) ommure(dat hij) ommuurde
(dat wij) ommuren(dat wij) ommuurden
(dat jullie) ommuren(dat jullie) ommuurden
(dat gij) ommuret(dat gij) ommuurdet
(dat zij) ommuren(dat zij) ommuurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ommuurommuurt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ommurend, ommurende(hebben) ommuurd

Vertalingen

Duitszumauern
Engelswall
Esperantoenmurigi