Informatie over het woord fabel (Nederlands → Esperanto: fablo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈfabəl/
Afbrekingfa·bel
Geslachthistorisch vrouwelijk, tegenwoordig ook manlijk
Meervoudfabels, fabelen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
fabeltjefabeltjes

Voorbeelden van gebruik

In de fabel vindt een boer een zieke slang.

Vertalingen

Catalaansfaula
Deensfabel
Engelsfable; apologue
Esperantofablo
Faeröersdømi; ævintýr
Fransfable
Portugeesapólogo; fábula
Russischбасня
SaterfriesFoabel
Spaansapólogo; fábula
Zweedsfabel