Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) karikaturiseer | (ik) karikaturiseerde |
(jij) karikaturiseert | (jij) karikaturiseerde |
(hij) karikaturiseert | (hij) karikaturiseerde |
(wij) karikaturiseren | (wij) karikaturiseerden |
(jullie) karikaturiseren | (jullie) karikaturiseerden |
(gij) karikaturiseert | (gij) karikaturiseerdet |
(zij) karikaturiseren | (zij) karikaturiseerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) karikaturisere | (dat ik) karikaturiseerde |
(dat jij) karikaturisere | (dat jij) karikaturiseerde |
(dat hij) karikaturisere | (dat hij) karikaturiseerde |
(dat wij) karikaturiseren | (dat wij) karikaturiseerden |
(dat jullie) karikaturiseren | (dat jullie) karikaturiseerden |
(dat gij) karikaturiseret | (dat gij) karikaturiseerdet |
(dat zij) karikaturiseren | (dat zij) karikaturiseerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
karikaturiseer | karikaturiseert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
karikaturiserend, karikaturiserende | (hebben) gekarikaturiseerd |