Informatie over het woord najouwen (Nederlands → Esperanto: postkrii moke)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnajɑu̯ʋə(n)/
Afbrekingna·jou·wen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) jouw na(ik) jouwde na
(jij) jouwt na(jij) jouwde na
(hij) jouwt na(hij) jouwde na
(wij) jouwen na(wij) jouwden na
(jullie) jouwen na(jullie) jouwden na
(gij) jouwt na(gij) jouwdet na
(zij) jouwen na(zij) jouwden na
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) najouwe(dat ik) najouwde
(dat jij) najouwe(dat jij) najouwde
(dat hij) najouwe(dat hij) najouwde
(dat wij) najouwen(dat wij) najouwden
(dat jullie) najouwen(dat jullie) najouwden
(dat gij) najouwet(dat gij) najouwdet
(dat zij) najouwen(dat zij) najouwden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
jouw najouwt na
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
najouwend, najouwende(hebben) nagejouwd

Vertalingen

Engelshoot after
Esperantopostkrii moke