Informatie over het woord schrapen (Nederlands → Esperanto: skrapi)

Synoniemen: krassen, schrabben, schrappen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxrapə(n)/
Afbrekingschra·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schraap(ik) schraapte
(jij) schraapt(jij) schraapte
(hij) schraapt(hij) schraapte
(wij) schrapen(wij) schraapten
(jullie) schrapen(jullie) schraapten
(gij) schraapt(gij) schraaptet
(zij) schrapen(zij) schraapten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schrape(dat ik) schraapte
(dat jij) schrape(dat jij) schraapte
(dat hij) schrape(dat hij) schraapte
(dat wij) schrapen(dat wij) schraapten
(dat jullie) schrapen(dat jullie) schraapten
(dat gij) schrapet(dat gij) schraaptet
(dat zij) schrapen(dat zij) schraapten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schraapschraapt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schrapend, schrapende(hebben) geschraapt

Voorbeelden van gebruik

Bunderwal schraapte zijn keel en wilde iets zeggen, maar Soldinck hief zijn handen op.
Bob schraapte met een mes de resten van de zijkanten.

Vertalingen

Catalaanscarriquejar; escarbotar; grinyolar; pelar; raspar; raure
Deensskrabe
Duitsschaben; kratzen; radieren; schrapen
Engelsscrape
Esperantoskrapi
Faeröersklóra; skava
Finsraapia
Franseffacer en grattant; gratter
Portugeesarranhar; rapar; raspar
Saterfriesradierje; skraabje; skrabje
Spaanslegrar; raer; raspar