Informatie over het woord triomferen (Nederlands → Esperanto: triumfi)

Synoniemen: zegepralen, zegevieren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/trijɔmˈferə(n)/
Afbrekingtri·om·fe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) triomfeer(ik) triomfeerde
(jij) triomfeert(jij) triomfeerde
(hij) triomfeert(hij) triomfeerde
(wij) triomferen(wij) triomfeerden
(jullie) triomferen(jullie) triomfeerden
(gij) triomfeert(gij) triomfeerdet
(zij) triomferen(zij) triomfeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) triomfere(dat ik) triomfeerde
(dat jij) triomfere(dat jij) triomfeerde
(dat hij) triomfere(dat hij) triomfeerde
(dat wij) triomferen(dat wij) triomfeerden
(dat jullie) triomferen(dat jullie) triomfeerden
(dat gij) triomferet(dat gij) triomfeerdet
(dat zij) triomferen(dat zij) triomfeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
triomfeertriomfeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
triomferend, triomferende(hebben) getriomfeerd

Voorbeelden van gebruik

De jaren gleden voorbij en in de loop van die jaren, triomfeerde de natuur.

Vertalingen

Engelstriumph
Esperantotriumfi
Latijntriumphare
Portugeesalcançar vitória; cantar vitória; triunfar
Zweedstriumfera