Synoniemen: beschimmelen, schimmelen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verschimmel | (ik) verschimmelde |
(jij) verschimmelt | (jij) verschimmelde |
(hij) verschimmelt | (hij) verschimmelde |
(wij) verschimmelen | (wij) verschimmelden |
(jullie) verschimmelen | (jullie) verschimmelden |
(gij) verschimmelt | (gij) verschimmeldet |
(zij) verschimmelen | (zij) verschimmelden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verschimmele | (dat ik) verschimmelde |
(dat jij) verschimmele | (dat jij) verschimmelde |
(dat hij) verschimmele | (dat hij) verschimmelde |
(dat wij) verschimmelen | (dat wij) verschimmelden |
(dat jullie) verschimmelen | (dat jullie) verschimmelden |
(dat gij) verschimmelet | (dat gij) verschimmeldet |
(dat zij) verschimmelen | (dat zij) verschimmelden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verschimmelend, verschimmelende | (zijn) verschimmeld |