Informatie over het woord batikken (Nederlands → Esperanto: batiki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbatɪkə(n)/
Afbrekingba·tik·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) batik(ik) batikte
(jij) batikt(jij) batikte
(hij) batikt(hij) batikte
(wij) batikken(wij) batikten
(jullie) batikken(jullie) batikten
(gij) batikt(gij) batiktet
(zij) batikken(zij) batikten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) batikke(dat ik) batikte
(dat jij) batikke(dat jij) batikte
(dat hij) batikke(dat hij) batikte
(dat wij) batikken(dat wij) batikten
(dat jullie) batikken(dat jullie) batikten
(dat gij) batikket(dat gij) batiktet
(dat zij) batikken(dat zij) batikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
batikbatikt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
batikkend, batikkende(hebben) gebatikt

Vertalingen

Engelsbatik
Esperantobatiki
Fransbatiker