Synoniemen: botten, spruiten, uitschieten, uitspruiten
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) bot uit | (ik) botte uit |
(jij) bot uit | (jij) botte uit |
(hij) bot uit | (hij) botte uit |
(wij) botten uit | (wij) botten uit |
(jullie) botten uit | (jullie) botten uit |
(gij) bot uit | (gij) bottet uit |
(zij) botten uit | (zij) botten uit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) uitbotte | (dat ik) uitbotte |
(dat jij) uitbotte | (dat jij) uitbotte |
(dat hij) uitbotte | (dat hij) uitbotte |
(dat wij) uitbotten | (dat wij) uitbotten |
(dat jullie) uitbotten | (dat jullie) uitbotten |
(dat gij) uitbottet | (dat gij) uitbottet |
(dat zij) uitbotten | (dat zij) uitbotten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
bot uit | bot uit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
uitbottend, uitbottende | (zijn) uitgebot |