Information du mot patiënt (néerlandais → espéranto: paciento)

Parti du discourssubstantif
Prononciation/paˈsjɛnt/
Césurepa·ti·ent
Genremasculin
Plurielpatiënten

Diminutif
SingulierPluriel
patiëntjepatiëntjes

Exemples d’usage

Maar de psychiater schudde zijn hoofd toen zijn patiënt naar buiten liep.
Ben je weleens patiënt van mij geweest hier?
Maar zie er in ieder geval op toe dat de patiënt frisse lucht krijgt.
Het is misschien een patiënt van de dokter.
De dokter was naar zijn andere patiënten gegaan.

Traductions

afrikaanspasiënt
allemandPatient
anglaispatient
danoispatient
espagnolpaciente
espérantopaciento
féringiensjúklingur
françaispatient
frison occidentalpasjint
frison saterlandPatient
hongroisbeteg
papiamentopashènt
polonaispacjent
portugaispaciente
souahélimgonjwa
suédoispatient
tchèquenemocný; pacient