Information du mot dagtekenen (néerlandais → espéranto: dati)

Synonyme: dateren

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈdɑxtekənə(n)/
Césuredag·te·ke·nen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) dagteken(ik) dagtekende
(jij) dagtekent(jij) dagtekende
(hij) dagtekent(hij) dagtekende
(wij) dagtekenen(wij) dagtekenden
(jullie) dagtekenen(jullie) dagtekenden
(gij) dagtekent(gij) dagtekendet
(zij) dagtekenen(zij) dagtekenden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) dagtekene(dat ik) dagtekende
(dat jij) dagtekene(dat jij) dagtekende
(dat hij) dagtekene(dat hij) dagtekende
(dat wij) dagtekenen(dat wij) dagtekenden
(dat jullie) dagtekenen(dat jullie) dagtekenden
(dat gij) dagtekenet(dat gij) dagtekendet
(dat zij) dagtekenen(dat zij) dagtekenden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
dagtekendagtekent
Participes
Participe présentParticipe passé
dagtekenend, dagtekenende(hebben) gedagtekend

Exemples d’usage

Juneau dagtekent nog slechts van 1880, het tijdstip toen Juneau en Harrisburg, beiden goudzoekers, de rijke lagen in de buurt ontdekten.

Traductions

allemanddatieren
anglaisdate
espagnolfechar
espérantodati
féringiendagfesta
françaisdater
frison occidentaldatearje
italiendatare
portugaisdatar
suédoisdatera
tchèquedatovat