Information du mot canapé (néerlandais → espéranto: kanapo)

Parti du discourssubstantif
Prononciation/kanaˈpe/
Césureca·na·pé
Plurielcanapés

Exemples d’usage

Hierna kwam een heer naar voren, die al die tijd met een raadselachtige glimlach op de canapé gezeten had.
Daar lag een oude heer op de canapé een pijp te roken.
Hij lag naast de canapé en had zijn kleren nog aan.

Traductions

allemandKanapee
anglaiscouch; canapé
catalancanapè
espagnolcanapé
espérantokanapo
françaiscanapé
frison saterlandKanapee
portugaiscanapé; sofá
suédoiskanapé
thaïเก้าอี้นวมยาว