Information du mot afhuren (néerlandais → espéranto: lui)

Synonyme: huren

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɑfɦyːrə(n)/
Césureaf·hu·ren

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) huur af(ik) huurde af
(jij) huurt af(jij) huurde af
(hij) huurt af(hij) huurde af
(wij) huren af(wij) huurden af
(jullie) huren af(jullie) huurden af
(gij) huurt af(gij) huurdet af
(zij) huren af(zij) huurden af
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) afhure(dat ik) afhuurde
(dat jij) afhure(dat jij) afhuurde
(dat hij) afhure(dat hij) afhuurde
(dat wij) afhuren(dat wij) afhuurden
(dat jullie) afhuren(dat jullie) afhuurden
(dat gij) afhuret(dat gij) afhuurdet
(dat zij) afhuren(dat zij) afhuurden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
huur afhuurt af
Participes
Participe présentParticipe passé
afhurend, afhurende(hebben) afgehuurd

Traductions

afrikaanshuur
allemandmieten
anglaishire; rent
bas allemandhüren
catalanllogar
danoishyre; leje
espagnolalquilar; tomar en alquiler
espérantolui; lupreni
féringienleiga
finnoisvuokrata
françaislouer
frison occidentalhiere
grecαγκαζάρώ
islandaisleigja
italienaffittare; prendere in affitto
norvégienleie
papiamentohür
portugaisalugar; fretar
roumainînchiria
srananyuru
suédoishyra; leja
thaïเช่า