Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt. |
Aantonende wijs |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) stijf | (ik) steef, stijfde |
(jij) stijft; stijf (jij) | (jij) steef, stijfde |
(hij) stijft | (hij) steef, stijfde |
(wij) stijven | (wij) steven, stijfden |
(gij) stijft | (gij) steeft, stijfdet |
(zij) stijven | (zij) steven, stijfden |
Aanvoegende wijs |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) stijve | (dat ik) steve, stijfde |
(dat jij) stijve | (dat jij) steve, stijfde |
(dat hij) stijve | (dat hij) steve, stijfde |
(dat wij) stijven | (dat wij) steven, stijfden |
(dat gij) stijvet | (dat gij) stevet, stijfdet |
(dat zij) stijven | (dat zij) steven, stijfden |
Gebiedende wijs |
Algemeen | Meervoud |
stijf | stijft |
Deelwoorden |
Tegenwoordig | Verleden |
stijvend(e) | (hebben) gesteven, gestijfd |