Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word Kanaal

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
channel
(gracht; vaart);
channel
🔗 Het scheepsverkeer op het kanaal is tot nader orde stilgelegd.
channel
(buis; pijp); ;
tube
;
stem
channel
🔗 Maar wat ik u zojuist heb verteld, kan niet via de gebruikelijke kanalen worden doorgegeven.
channel
🔗 Daarna voer men rustig het Kanaal door.
🔗 En toen hoorde ik mij plotseling de Kanaaleilanden voorstellen.
Panama Canal
🔗 Door droogte kunnen de komende maanden veel minder schepen over het Panamakanaal varen.
flue
alimentary canal
digesta tubo
🔗 Het spijsverteringskanaal van de man scheen nooit gebruikt te zijn geweest terwijl de hele huid uit een grof slap weefsel bestond dat onmogelijk te verklaren was.

DutchEnglish
Kanaal Channel
kanaal canal; channel; duct; fosse; tract
darmkanaal intestinal tube
Kanaaleilanden Channel Islands
kanaliseren canalize; channel
Panamakanaal Panama Canal
rookkanaal flue
schoorsteenkanaal vent; flue; chimney‐flue
spijsverteringskanaal alimentary canal; digestive tract
televisiekanaal television channel