Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word afhappen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(afbijten)
bite off
🔗 Zijn er haaien gezien dan kan men erop rekenen allerlei griezelverhalen te zullen horen van afgehapte armen en benen.
(gereed; klaar)
🔗 Maar het portret is nog niet af.
(van; van … af)
de sur
🔗 Hij vluchtte de berg af.
(bijten)

DutchEnglish
af down; exeunt; finished; off; out; out of play
happen snap; bob; bite