Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word buisleiding

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
duct
(colbert; jasje; jack)
🔗 Allen waren door Elrond goed voorzien van warme dikke kleren en hun buizen en mantels waren met bont gevoerd.
(kanaal; loop; pijp); ;
tube
🔗 Wat ontstaat boven in de buis?
(wambuis)
jerkin
;
doublet
🔗 Trek uw buis uit.
(besturing);
management
(kant; richting)
direction
leadership
;
leadership
🔗 Op dit moment zijn de techniekers volop bezig om een nieuwe leiding aan te leggen.
conductor

DutchEnglish
buisleiding conduit; duct; pipe; pipe‐line; tube
buis barrel; box; conduit; doublet; duct; fistula; fuse; jacket; jerkin; kirtle; pipe; tube
leiding captainship; command; conduct; conduit; control; direction; duct; editship; generalship; governance; government; guidance; headship; lead; leadership; management; managership; pipe; training; wire