Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word ga

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(eega; eegade; gade; wederhelft)
spouse
🔗 Ik ging door de steeg aan den achterkant en klom over den muur, zodat ik op het terrein van het kasteel terecht kwam.
(lopen; te voet gaan)
piediri
(begaan)
🔗 Maar om de rechtsstaat te herstellen en de overige EU‐miljarden te krijgen zal Polen onder Tusk een lange weg te gaan hebben.
(rijden);
<futura helpverbo>
🔗 Wat gaan we doen, chef?

DutchEnglish
gaan be about; bear; depart; draw; fare; get on; go; go and; going; go out; make one’s way; move; pass off; proceed; range; run; set; step; travel; walk; walking