Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word grijpen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(aangrijpen; bemachtigen; te pakken krijgen; vastgrijpen) | ; grab ; grasp ; ; ; | |
🔗 Grijpt hem! | ||
(beetpakken; vatten) | grasp ; grab ; ; | |
🔗 Hij greep naar mij, maar ik was al weer weg. | ||
(zich verbreiden; zich verspreiden) | spread | |
🔗 Het vuur grijpt om zich heen. | ||
(aanpakken; aanvallen; attaqueren) | ||
🔗 Wanneer ik je eenmaal aangrijp, is het pleit al beslecht. | ||
(bemachtigen; grijpen; te pakken krijgen; vastgrijpen) | grasp ; ; | |
🔗 Hij heeft de kans aangegrepen om deze invloed te bestrijden. | ||
(ontroeren) | ; ; | |
🔗 Wat mij vanmorgen gepasseerd is, heeft mij aangegrepen, en geen wonder! | ||
(beetpakken; grijpen; vatten) | grasp ; grab ; ; | |
🔗 De kerel, die inmiddels zijn geduld had verloren, greep Tarzan met een onderdrukte vloek beet, om hem opzij te duwen. | ||
(snappen; vatten; verstaan) | ; ; ; comprehend | |
🔗 Ik begrijp niet wat u bedoeld. | ||
(beseffen; verstaan; bevatten) | ||
🔗 Ik begrijp de wereld niet meer. | ||
(tussenbeide komen) | intervene ; | |
🔗 Toen greep God in. | ||
(mislopen; missen) | maltrafi | |
🔗 Toen het monster misgreep was de woedende kreet die het slaakte volstrekt onmenselijk, en Lirael begon te rennen zoals ze nog nooit had gerend, zonder acht te slaan op haar pijnlijke voeten. | ||
slippery | ||
(gebeuren; geschieden; gevallen; omgaan; passeren; plaatshebben; plaatsvinden; voorvallen; zich afspelen; zich voltrekken; zich toedragen; vóórkomen) | ; | |
🔗 Zijn scherp verstand herinnerde zich plotseling de vreemde wekker in de garage en de ontploffing die daar had plaatsgegrepen. | ||
(aangrijpen; bemachtigen; grijpen; te pakken krijgen) | grasp ; ; | |
🔗 „Wie is daar?” zei de soldaat, terwijl hij zijn speer stevig vastgreep. |
Dutch | English |
---|---|
grijpen | ⇆ apprehend; ⇆ catch; ⇆ catch hold of; ⇆ clasp; ⇆ claw; ⇆ clutch; ⇆ collar; ⇆ engage; ⇆ get hold of; ⇆ grab; ⇆ grab hold of; ⇆ grasp; ⇆ grip; ⇆ gripe; ⇆ lay hold of; ⇆ pounce upon; ⇆ prehension; ⇆ seize; ⇆ seize hold of; ⇆ snatch; ⇆ snatch up; ⇆ tackle; ⇆ take hold of |
grijpen naar | ⇆ snatch at; ⇆ make a snatch at; ⇆ catch at; ⇆ grab at; ⇆ grasp at; ⇆ make a grab at; ⇆ reach for; ⇆ take up; ⇆ make a bid for |
je hebt ze maar voor het grijpen | ⇆ they are as plentiful as berries |
om zich heen grijpen | ⇆ make headway; ⇆ spread |
voor het grijpen liggen | ⇆ be ready to hand; ⇆ lie ready to hand; ⇆ be readily available; ⇆ be obvious |
ze zijn niet voor het grijpen | ⇆ they are not found every day; ⇆ they do not grow on every bush |
aangrijpen | ⇆ snatch; ⇆ snatch at; ⇆ attack; ⇆ catch at; ⇆ catch hold of; ⇆ embrace; ⇆ fasten on; ⇆ fasten upon; ⇆ grasp; ⇆ leap at; ⇆ seize; ⇆ seize hold of; ⇆ seize upon; ⇆ take; ⇆ take hold of; ⇆ tell upon; ⇆ thrill; ⇆ seize on; ⇆ strike at |
begrijpen | ⇆ appreciate; ⇆ apprehend; ⇆ compass; ⇆ comprehend; ⇆ conceive; ⇆ dig; ⇆ figure out; ⇆ get; ⇆ get the idea; ⇆ grasp; ⇆ make out; ⇆ prehension; ⇆ read; ⇆ understand; ⇆ twig; ⇆ rumble; ⇆ see; ⇆ sense; ⇆ take; ⇆ take in; ⇆ tumble to |
grijparm | ⇆ tentacle; ⇆ grip arm; ⇆ transfer arm |
grijpbaar | ⇆ concrete |
grijphaak | ⇆ gaff |
grijpstaart | ⇆ prehensile tail |
grijpstuiver | ⇆ trifle |
ineengrijpen | ⇆ interlock |
ingrijpen | ⇆ interfere; ⇆ intervene; ⇆ step in |
misgreep | ⇆ mistake; ⇆ error; ⇆ slip |
misgrijpen | ⇆ miss one’s hold |
ongrijpbaar | ⇆ impalpable; ⇆ elusive |
plaatsgrijpen | ⇆ happen; ⇆ take place |
toegrijpen | ⇆ make a grab |
vastgrijpen | ⇆ clinch; ⇆ grasp; ⇆ grip; ⇆ gripe; ⇆ tackle; ⇆ seize; ⇆ catch hold of |