Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word haat

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Onze haat jegens u blijft bestaan, maar is dunkt me een verder bloedvergieten niet waard.
venĝema
(boosaardig; kwaadaardig)
malicious
;
nasty
🔗 Maar ik vond haar werkelijk een hatelijk creatuur.
nasty
pika
🔗 We haatten haar.
racial hatred
interrasa malamo
vreemdelingenhaat
(xenofobie)

DutchEnglish
haat hate; hatred; odium; resentment
haatdragend rancorous; rancorously; resentful
hatelijk bitchy; hateful; ill‐natured; invidious; nasty; odious; snide; spiteful; malicious; spitefully
haten hate
klassenhaat class‐hatred
mensenhaat misanthropy
rassehaat race hatred; racial hatred
vreemdelingenhaat xenophobia