Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word hulpverlener
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
🔗 En hulp kunnen we heus wel gebruiken! | ||
| (assistentie) | ; ; support ; | |
🔗 Geef hem alle hulp waar hij om vraagt en oordeel zelf maar hoever je jullie onderlinge verhouding wilt laten gaan. | ||
| (helper; assistent) | ||
| (helper) | ; | |
| (assistentie; bijstand) | ; ; | |
🔗 Ik heb je hulp nodig. | ||
🔗 De hulp van de opdrachtgever kreeg 16 jaar cel. | ||
| (aangeven; geven) | ||
🔗 Tien jaar geleden werd hem politiek asiel verleend. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| hulpverlener | ⇆ relief worker; ⇆ social worker |
| hulp | ⇆ aid; ⇆ assistance; ⇆ auxiliary; ⇆ avail; ⇆ help; ⇆ helpmate; ⇆ helpmeet; ⇆ relief; ⇆ succour; ⇆ support; ⇆ stand‐by |
| verlenen | ⇆ accord; ⇆ bestow; ⇆ confer; ⇆ extend; ⇆ give; ⇆ grant; ⇆ impart; ⇆ invest with; ⇆ yield; ⇆ vouchsafe; ⇆ confer upon; ⇆ render; ⇆ lend |