Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kok

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De kok begon smalend te lachen.
🔗 Paloma is mijn kokkin en huishoudster.

DutchEnglish
kok caterer; coccus; cook
het zijn niet allen koks die lange messen dragen all are not hunters that blow the horn
bijkok under‐cook
kokkin cook; female cook
koksjongen kitchen‐boy; cook’s boy
koksmaat cook’s mate
koksmuts cook’s cap
scheepskok ship’s cook