Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word koppigheid
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (eigenzinnigheid; stijfhoofdigheid; stijfkoppigheid) | ||
🔗 Men mocht dit toch wel koppigheid tot het uiterste noemen. | ||
heady | ||
🔗 De bananenwijn had een bedrieglijk zachte, zoete smaak, die lange tijd verhulde dat het toch een behoorlijk koppige drank was. | ||
| (eigenzinnig; halsstarrig; hardnekkig; obstinaat; stijfhoofdig; stijfkoppig) | ; headstrong ; | |
🔗 Mijn moeder was koppig. | ||
| (dwars; weerbarstig) | perverse | spitema |
| (halsstarrig) | habitually ; doggedly ; | |
🔗 Nilder schudde koppig het hoofd. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| koppigheid | ⇆ headiness; ⇆ mulishness; ⇆ obstinacy; ⇆ restiveness; ⇆ self‐will |
| koppig | ⇆ buffle‐headed; ⇆ bullet‐headed; ⇆ cussed; ⇆ dour; ⇆ headstrong; ⇆ heady; ⇆ mule‐headed; ⇆ mulish; ⇆ obstinate; ⇆ ornery; ⇆ perverse; ⇆ piggish; ⇆ pigheaded; ⇆ restive; ⇆ stiff‐necked; ⇆ self‐willed; ⇆ refractory; ⇆ obstinately; ⇆ unregenerate; ⇆ balky |