Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word lamp

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(peer)
🔗 Wanneer de lamp gaat branden, hebben we te maken met een elektrolyt.
🔗 Hij daalde af naar de kajuit en ontdekte daar dat iemand twee lampen voor het venster had gezet.
standard lamp
;
(peer; peertje)
electric light bulb
🔗 Een gloeilamp van 100 W brandt 2 uur.
hanging lamp
(abat‐jour)
(kousje; lont; pit); ;
lamplight
kerosene
;
paraffin
lampa petrolo
LED lamp
LED‐lampo
🔗 Een ambulancebroeder haast zich door de miezerige regen naar binnen, waar de sfeerverlichting inmiddels heeft plaatsgemaakt voor het helle licht van ledlampen aan het plafond.
davy
;
safety‐lamp
(zaklantaarn; zaklantaren)
electric torch
;
flashlight
🔗 Hebt u een zaklamp en een loep?

DutchEnglish
lamp bulb; lamp; torch; valve
staande lamp standard lamp; floor‐lamp
tegen de lamp lopen get caught; get into trouble; come to grief
achteruitrijlamp reversing‐light
bermlamp spotlight
booglamp arc‐lamp
bureaulamp desk lamp
carbidlamp carbide lamp
daglichtlamp daylight lamp
fietslamp bicycle lamp
flitslamp flash‐lamp; flash bulb
fluorescentielamp fluorescent lamp
ganglamp hall lamp
gaslamp gaslight; gas‐lamp
gloeilamp bulb; light bulb; glow‐lamp
godslamp sanctuary lamp
halogeenlamp halogen lamp
hanglamp hanging lamp
knijplamp hand‐dynamo torch
kwartslamp quartz lamp
kwiklamp mercury lamp
lampekap lamp‐shade
lampepit lamp‐wick
lamphouder lamp‐socket
lamplicht lamplight
ledlamp LED lamp
leeslamp reading‐lamp
mijnlamp safety‐lamp; davy
mistlamp fog lamp
natriumlamp sodium‐vapour lamp
olielamp oil‐lamp
petroleumlamp paraffin‐lamp
projectielamp projector
schemerlamp moonlight lamp; shaded lamp; table lamp; standard lamp; floor‐lamp
soldeerlamp blowlamp; soldering‐lamp
spaarlamp energy‐saving lightbulb
stormlamp hurricane lamp
studeerlamp reading‐lamp
veiligheidslamp Davy; Davylamp; safety‐lamp
zijlamp side‐lamp