Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word nationaal
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(vaderlands) | national | |
national | ||
🔗 Grote internationale bedrijven gebruiken zulke systemen. | ||
internationally | ||
🔗 Ook internationaal kunnen de verkiezingen op weinig steun rekenen. | ||
multinational | ||
🔗 Ze vormen daardoor een bedreiging voor de regionale veiligheid, ondanks de vorming van een multinationale Afrikaanse legermacht van negenduizend militairen die het tegen hen moet opnemen. | ||
(volk) | ||
🔗 De Engelse natie stond er in die tijd tamelijk slecht voor. | ||
; | ||
🔗 De gedachte schoot door zijn hoofd dat het misschien moeilijk zou zijn om de ideeën van het nationaal‐socialisme aan te blijven hangen als je een echte wetenschapsman was, maar hij verdrong deze gedachte snel. | ||
(nazi) | ||
nationalize | naciigi | |
(naasten) | nationalize | ŝtatigi |
🔗 Tadić verloor vorige week in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen van de nationalist Tomislav Nikolić. | ||
nationality | ||
🔗 Sinds 2004 heeft ze de Nederlandse nationaliteit. | ||
supranationaal | supernational | supernacia |
Dutch | English |
---|---|
nationaal | ⇆ national; ⇆ vernacular |
nationaal park | ⇆ national park |
nationale feestdag | ⇆ national holiday |
internationaal | ⇆ international |
multinationaal | ⇆ multinational |
natie | ⇆ nation; ⇆ nationality |
nationaal‐socialisme | ⇆ national socialism |
nationaal‐socialistisch | ⇆ national socialist |
nationaliseren | ⇆ nationalize |
nationalisme | ⇆ nationalism |
nationalist | ⇆ nationalist |
nationaliteit | ⇆ nationality |
supranationaal | ⇆ supra‐national |