Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word omroepen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
; ;
be on the air
dissendi
(uitzenden);
disaŭdigi
(aan; met; op; te; tot; voor; bij);
🔗 Dan verwacht ik jullie om zeven uur.
(aan; door; met; omwille van; uit; uit hoofde van; van; vanwege; voor; wegens); ;
on account of
;
🔗 Ze lachte om die vreselijke opmerking.
(op; ten behoeve van; teneinde; voor);
🔗 Anderen vluchtten en schreeuwden om hulp.
(omstreeks; aan; rond; rondom; tegen; om … heen);
🔗 Toen hij om de struiken liep, zag hij mij.
wireless telegraphy
🔗 „We blijven lachen!” riep de stem van de omroeper.
(huilen)
howl
;
hoot
;
yowl
;
wail
ululi
;
summon
; ;
🔗 „Wie is daar?” riep de wachter.

DutchEnglish
omroepen broadcasting; cry; page
om about; around; at; because of; for; on; on account of; out; round; up; out of the way; in order to
omroep broadcasting
omroeper announcer; bell‐man; broadcaster; crier; common crier
roepen call; call in; clamour; cry; whoop; shout; summon; send for