Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word onfris

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(koel)
🔗 Want het begon herfst te worden, en de nachten waren fris hoewel het nog mooi weer was.
;
hale
🔗 De zon daalde boven een van de met fris gras begroeide open plekken in het bos, aan het begin van dit boek genoemd.
(vers)
🔗 Ga liever pret maken in de frisse buitenlucht.

DutchEnglish
onfris not fresh; off‐colour; out of sorts; shady; unsavoury
fris brisk; cool; fit; fresh; freshly; green; hale; recent; sweet; refreshing; soft drink; pop