Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word peper

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
red pepper
;
chilli pepper
;
Japanse peper
Japanese pepper
;
Korean pepper
pipra zantoksilo
rode peper
(Spaanse peper; chilipeper)
(rode peper; chilipeper);
chilli pepper
;
(betel; sirih)
betel
;
betel pepper
(rode peper; Spaanse peper);
chilli pepper
;
🔗 Uit hun studie was al eerder gebleken dan chilipeper ongeveer zesduizend jaar geleden voor het eerst werd gekweekt in Mexico.
biting stonecrop
;
wall‐pepper
;
goldmoss stonecrop
;
mossy stonecrop
;
goldmoss sedum
;
wallpepper
(rood peperboompje)
mezereon
;
February daphne
daphne
peppermint
pipromento
🔗 De pepermunt (Mentha × piperata) is ontstaan uit een kruising van de watermunt (Mentha aquatica) met de aarmunt.

DutchEnglish
peper pepper
Japanse peper Japanese pepper; Korean pepper
rode peper chilli
Spaanse peper capsicum; chilli; chilli pepper
Cayennepeper cayenne; Cayenne pepper
chilipeper capsicum; chilli pepper; chilli
peperachtig peppery
peperboompje daphne
peperbus pepper‐caster; pepperbox; pepperpot
peperduur high‐priced
peperen pepper
peper‐en‐zoutkleurig pepper‐and‐salt
peperig peppery
peperkoek gingerbread
peperkorrel pepper‐corn
pepermolen pepper mill
pepermunt peppermint
pepernoot gingerbread cube
pepertuin pepper plantation
pepervreter toucan