Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word personeelschef

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(baas; gebieder; gezagvoerder); ; ;
🔗 Hoe is die nieuwe chef?
(baas; opperhoofd);
🔗 De verpleger overhandigde hem het briefje dat hij bij zich had, en zijn chef bekeek het met een afkeurend gemompel.
(chef‐kok)
(baas; hoofd; hoofdman; leider);
(dienstpersoneel)
🔗 Volgens mij hebben ze daar veel te weinig personeel.

DutchEnglish
personeelschef personnel manager
chef chef; chief clerk; gov; governor; guv’nor; head; manager; master; principal; office‐manager; employer; boss
personeel personal; personnel; staff; servants