Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word posthuis

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Zeker 40.000 huizen in de hoofdstad Manilla zijn verwoest.
🔗 Er moet hier in huis veel veranderen.
(paal; stijl)
🔗 Daarop knoopte ze de lakens en dekens aan elkaar en bond één uiteinde aan een post van haar bed, zoals ze dat op de kostschool geleerd had.
(posterijen);
🔗 Ik wil geen details aan de post toevertrouwen maar alleen zeggen dat ik dagelijks in levensgevaar verkeer, omdat ik in het bezit ben van een geheim.
poŝtaĵoj
🔗 Wie is de eerste die de post te zien krijgt?
(ambt; betrekking; plaats); ;
🔗 De ambassadeur is sinds vorige week weer op zijn post in Ṣanaʿāʾ na enkele weken vanuit Den Haag te hebben gewerkt vanwege de dreiging van een terroristische aanslag.
🔗 Nog steeds hield hij vast aan zijn voornemen om op zijn post te blijven.

DutchEnglish
posthuis post‐house
huis establishment; home; house; housing; place; premises; residence; tenement
post entry; function; item; mail; place; post; station; office; sentry; picket; post‐office