Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word rusttijd
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 Vele uren hadden zij gelopen zonder te rusten. | ||
(blijven; verblijven) | ||
🔗 Gods zegen ruste op uw arbeid. | ||
🔗 De tijd heelt alle wonden. | ||
(wijle; poos) | ; | |
🔗 Talrijke eilanden verdwenen na korte tijd weer in zee. | ||
(wijl) | ; | |
🔗 Wij nemen u mee op een reis door de tijd. | ||
(tijdsduur) | ; | |
🔗 De tijd van deze hier was net begonnen. | ||
🔗 In Portugal wordt de Westeuropese tijd aangehouden. | ||
🔗 Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. | ||
🔗 Daar had hij geen tijd voor. | ||
🔗 Zedenmeesters zijn van alle tijden. |
Dutch | English |
---|---|
rusttijd | ⇆ rest; ⇆ resting‐time; ⇆ time of rest |
rusten | ⇆ hinge; ⇆ lie; ⇆ recline; ⇆ repose; ⇆ rest; ⇆ sit; ⇆ sleep; ⇆ take a rest |
tijd | ⇆ age; ⇆ day; ⇆ days; ⇆ period; ⇆ time; ⇆ space; ⇆ tense; ⇆ tide; ⇆ while; ⇆ season; ⇆ stretch |