Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word snor

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(knevel; snorrebaard; snorbaard)
🔗 Hij streek over zijn snor.
moustached
kun liphararo
🔗 Hij draaide zich om en zag het doorgroefde, besnorde gezicht van een van zijn onderaanvoerders.
(knevel; snor; snorrebaard)
(knevel; snor; snorbaard)
🔗 Zijn snorrebaard vertoonde opvallende gelijkenis met de uwe en hij scheen in het genot te zijn van een bijna overdadig bloeiende goede gezondheid.
;
look for
; ; ;
go after
(brommen; gonzen; razen; suizen; zoemen)
hum
;
whir
🔗 Lokale bladen wijden er berichten aan en rondom klikken en snorren de camera’s.

DutchEnglish
snor moustache; Savi’s warbler; whisker; whiskers
dat zit wel snor that’s fine
besnord moustached
hangsnor drooping moustache
snorbaard moustache
snorhaar whisker
snorrebaard moustache
snorren crawl; drone; hum; ply for customers; purr; twang; whizz; whirl; whir; roar; ply for hire