Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word steenloper

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
runner
🔗 De koning zendt een loper naar het paleis om kleren te halen.
bishop
(baksteen; tichel)
🔗 Reith gooide een steen door de poort.
🔗 Aan de andere kant ervan lag een grote stad van steen waarvan een groot gedeelte was aangetast door de tijd.
🔗 Er is altijd wel een of andere miljonair te vinden die de steen clandestien wil kopen.
🔗 Te oordelen naar het geluid dat het wezen maakte, bestond het nog steeds uit steen, zij het dan levende steen.

DutchEnglish
steenloper turnstone
loper bishop; carpet; goer; masterkey; messenger; pass‐key; passe‐partout; runner; skeleton‐key; trotter; newsman; table‐runner
steen brick; stone