Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word struis

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(fors; potig; robuust; sterk; stevig; stoer)
robust
;
🔗 Maar voordat de anderen dit verzoek ten uitvoer konden leggen, schreeuwde de struise blonde vrouw alweer een andere spreuk.
(struisvogel)
solidly
fortike
🔗 Er bevond zich slechts één persoon in die kamer, een struis gebouwde dame, die haar niet erg vriendelijk opnam.
struthious
🔗 Moa’s, grote struisachtige vogels woonden er tot omtrent het midden van de 17e eeuw.
ostrich fern
;
fiddlehead fern
;
shuttlecock fern

DutchEnglish
struis ostrich; robust; sturdy
struisvaren ostrich fern; shuttlecock fern; fiddlehead fern
struisveer ostrich‐feather; ostrich plume