Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word suizeling
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
suizeling | ; ; droning | |
(brommen; gonzen; razen; snorren; suizen; tuiten; zoemen) | ; hum ; zoom ; whir ; zing | |
🔗 Achter hem knapte de haard en buiten suizelde de wind over de modder die het huis omringde. | ||
(gebrom; gegons; geronk; gezoem; suizeling; zoemen) | ; ; droning | |
🔗 Hij zweeg, doch slechts het suizelen van de wind verbrak de stilte. |
Dutch | English |
---|---|
suizeling | ⇆ fit of giddiness |