Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word sukkelen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Wat ben je toch een sukkel!
(kruk; stoffel)
maladroit
sukkelaar
pauper
;
poor devil
;
poor man
;
sukkelend
(ziekelijk)

DutchEnglish
sukkelen be ailing; shamble; shamble along
achter iemand aan sukkelen potter in somebody’s wake
sukkelen met suffer from; be weak in
gesukkel ailing
sukkel doodle; duffer; gaby; jerk; twerp; simpleton; crock; poor soul
sukkelaar valetudinarian; poor soul; poor wretch
sukkelend ailing; cranky; valetudinarian
sukkelgangetje jogtrot
voortsukkelen blunder along; blunder on; jog along; muddle along; muddle on; rub along; trudge on; potter along