Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vreesachtigheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
vreesachtigheid
(bangheid; beschroomdheid; schuwheid)
timidity
(bang; beschroomd; schroomvallig; schuw; timide; bangelijk);
timorous
time
🔗 Zowel Osherl als Sarsem begon vreesachtig te jammeren.

DutchEnglish
vreesachtigheid timidity; timorousness
vreesachtig fearful; fearsome; timorous; timid