Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vuurdood

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(heengaan; sterfgeval; verscheiden)
🔗 Heb je hen op de dood voorbereid?
(afgestorven; overleden; ter ziele)
🔗 Onze taal is niet dood.
(levenloos)
🔗 Dankzij het geld van de heer Bommel zal ik binnenkort in staat zijn dode stof tot leven te wekken.
🔗 De dood klopt aan mijn deur.
🔗 De drie reizigers gingen bij het vuur zitten.
(gloed)
glow
; ;
🔗 „Ketterij”, zei Traz Onmale, maar zonder veel vuur.
🔗 Van vuur zijn ze niet bang.
(ambitie; ijver);
(vlam)
(heftigheid; onstuimigheid)
impetus
; ; ;
(gloed; pit; pittigheid; verve)
verve
; ;
🔗 In het vuur van hun gesprek hadden de beide heren niet op de omgeving gelet, en daardoor was het hun ontgaan dat er door het luchtruim een ballon naderde.

DutchEnglish
vuurdood death by fire
dood consummation; dead; dead and gone; death; demise; departure; dissolution; end; exanimate; fall; fate; gone; no more; to death
vuur ardency; ardour; bonfire; dry‐rot; eagerness; fervency; fire; flame; glow; heat; ingle; mettle; élan; verve; zeal; spirit; rot; vim