Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word wekenlang
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
for weeks | dum multaj semajnoj | |
(hoog; verheven) | ||
(rijzig) | ||
(groot; rijzig) | ||
🔗 Hij is ook erg lang. | ||
; | ||
🔗 Het was een lange toespraak. | ||
(langdurig) | at great length ; for a long time | |
🔗 Hij hoefde niet lang te wachten. | ||
🔗 De kegels worden 10 tot 20 cm lang. | ||
🔗 Het wordt een lange nacht. | ||
(mals; murw; zacht) | ||
🔗 Of ben ik toch te week geweest? | ||
🔗 Maar dat kon je niet elke week volhouden. | ||
🔗 Een week na dit gesprek werd hij werkelijk ziek. |
Dutch | English |
---|---|
wekenlang | ⇆ for weeks |
lang | ⇆ alongside; ⇆ elongated; ⇆ for long; ⇆ full‐length; ⇆ lengthy; ⇆ long; ⇆ tall; ⇆ high |
week | ⇆ flabby; ⇆ namby‐pamby; ⇆ week; ⇆ soft; ⇆ squashy |