Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word winden
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(opwinden) | ||
(strengelen; wikkelen) | ||
; | ĉirkaŭvolvi | |
🔗 Toen omwond ze het been met een los verband dat ze vastzette met een grof rood koord. | ||
(winden) | ; reel | |
bulvolvi | ||
(verhitten) | ; | |
🔗 Wat wond hem zo op bij de aanblik van een oude man, die lusteloos van een stukje taart at? | ||
(agiteren; schudden) | ||
🔗 Ik kijk altijd op mijn horloge voordat ik het opwind. | ||
(rechtsomdraaiend) | dextrorse | |
(scheet) | ||
🔗 De wind neemt langzaam af en draait dan naar het zuidoosten. | ||
(dubbelkelkwinde) | false bindweed | |
; ; morning glory | ||
🔗 Met welke formule kan de maximale spanning in een roterende winding worden berekend? |
Dutch | English |
---|---|
winden | ⇆ twist; ⇆ wind |
afwinden | ⇆ reel off; ⇆ wind off; ⇆ unwind; ⇆ unreel |
loswinden | ⇆ untwine; ⇆ untwist; ⇆ unwind |
omwínden | ⇆ entwist; ⇆ entwine; ⇆ twine round; ⇆ wind around |
ómwinden | ⇆ wind around |
opwinden | ⇆ agitate; ⇆ electrify; ⇆ excite; ⇆ heat; ⇆ reel; ⇆ wind up; ⇆ wind; ⇆ turn on |
wind | ⇆ blast; ⇆ flatus; ⇆ humbug; ⇆ wind |
winde | ⇆ bindweed; ⇆ convolvulus; ⇆ ide; ⇆ orfe; ⇆ dace; ⇆ morning glory |
winder | ⇆ winder |
winding | ⇆ coil; ⇆ turn; ⇆ whorl |