Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word woonwijk

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Bij Russische raketaanvallen afgelopen nacht op een woonwijk in Zaporižžja zijn zeker 12 mensen gedood, meldt de gouverneur.
(buurt; stadswijk); ;
ward
🔗 Al doorzoek je de Chinese wijk, dan vind je ze nog niet.
(huizen; resideren; woonachtig zijn); ; ; ;
🔗 Ik woon bij u in de straat.
(resideren)
rezidi

DutchEnglish
woonwijk housing estate; residential area
wijk beat; district; precinct; quarter; ward
wonen abide; dig; dwell; house; live; lodge; reside; stay