Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word zomer

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De zomer was heet en het werk viel zwaar.
zomer‐
(zomers)
(in de zomer)
in summer
somere
summer pheasant’s eye
somera kampadejo
summer snowflake
;
Loddon lily
(zomernamiddag)
summer afternoon
🔗 Tegen het einde van een stormachtige zomermiddag, terwijl de zon eindelijk tussen rafelige zwarte regenwolken doorbrak, werd Kasteel Janeil overweldigd en de bewoners werden vernietigd.
somerpalaco
(zomer‐)
🔗 Op een morgen wandelden heer Bommel en Tom Poes door het zomerse landschap.
garganey
(tortelduif)
European turtle dove
someraj ferioj
🔗 De zomervakanties beginnen hier pas eind juni.

DutchEnglish
zomer summer
zomer‐ aestival; summery
midzomer midsummer
nazomer Indian summer; latter part of the summer
voorzomer beginning of the summer
zomeradonis summer pheasant’s eye
zomeravond summer evening
zomercursus summer‐school
zomerdag summer’s day
zomergast visitant; visitor
zomerkamp summer camp
zomerklokje summer snowflake; Loddon lily
zomermiddag summer afternoon
zomerpaleis summer palace
zomers aestival; summery; summerlike
zomertortel European turtle dove
zomeruitverkoop summer sale
zomervakantie summer holidays
zomerwoning summer residence