English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word acquaintance

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
(knowledge; ken);
(inform; report; enlighten; notify; advise; apprise); ; ; ;

EnglishDutch
acquaintance bekende; bekendheid; kennis; kennismaking; kennissen
have a bowing acquaintance elkaar slechts gedag zeggen
have a nodding acquaintance with oppervlakkig kennen
improve on acquaintance bij nadere kennismaking meevallen; meevallen
improve somebody’s acquaintance nader kennismaken met iemand
make somebody’s acquaintance kennismaken met iemand
on first acquaintance bij de eerste kennismaking
speaking acquaintance <iemand die men goed genoeg kent om hem aan te kunnen spreken>
strike up an acquaintance with aanpappen met
to our better acquaintance! op onze kennismaking!
acquaint bekend maken; in kennis stellen; op de hoogte brengen
unacquaintance onbekendheid