English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word agglomeration

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(agglomerate)
(fuse; mass);
doen samenklonteren
;
tot een geheel verenigen
aglomeriĝi
(agglomeration);

EnglishDutch
agglomeration agglomeratie; opeenhoping; ophoping
agglomerate agglomeraat; agglomeratie; opeengehoopt; opeenhopen; opeenhoping; ophopen; zich opeenhopen; zich ophopen; zich samenhopen